Actueel

Ontslag wegens disfunctioneren

  • 18 juli 2019

Samenvatting

Als een werknemer disfunctioneert kan dat voor de werkgever reden zijn om aan de rechter te vragen de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

Een ontbindingsverzoek heeft alleen kans van slagen als de werkgever de werknemer serieus en daadwerkelijk de mogelijkheid heeft geboden om zich te verbeteren.

De werkgever moet kunnen aantonen dat dit is gebeurd.

De uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft de wettelijke eisen voor een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, uitgewerkt. (Zie ook: art. 7:669 lid 3, onder d, BW)
Voor ontbinding door de rechter, is onder meer vereist:
(i) dat de werkgever de werknemer in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren; en
(ii) dat de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer.

Wat betekent dit voor de werkgever?

– De hoofdregel is, dat de werkgever volgens de eisen van goed werkgeverschap, aan de werknemer serieus en reëel gelegenheid tot verbetering moet hebben geboden.
– Het initiatief ligt bij de werkgever.
– Het hele proces moet in een rapportage nauwkeurig worden bijgehouden en vastgelegd.

De hulp en ondersteuning

Welke hulp, ondersteuning en begeleiding in een concreet geval van de werkgever mag worden verwacht ter verbetering van het functioneren van de werknemer, alsmede op welke wijze een en ander moet worden vastgelegd, hangt af van de omstandigheden van het geval.
– Daarbij kunnen onder meer een rol spelen:
(i) de aard, de inhoud en het niveau van de functie;
(ii) de bij de werknemer aanwezige opleiding en ervaring;
(iii) de aard en mate van de ongeschiktheid van de werknemer,
(iv) de duur van het onvoldoende functioneren vanaf het moment dat de werknemer daarvan op de hoogte is gesteld;
(v) de duur van het dienstverband;
(vi) wat er in het verleden reeds is ondernomen ter verbetering van het functioneren;
(vii) de mate waarin de werknemer openstaat voor kritiek en zich inzet voor verbetering; en
(viii) de aard en omvang van het bedrijf van de werkgever.

Aldus geparafraseerd de Hoge Raad in zijn arrest van 14-06-2019: ECLI:NL:HR:2019:933

CONTACT: Peter J. Fresacher (advocaat) | 17-07-2019 | T: 020 – 22.70.700 | E: pjf@dfls

Advocaten voor
Culturele instellingen